zeppelin

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zep·pe·lin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeppelin zeppelins
verkleinwoord zeppelinnetje zeppelinnetjes

Zelfstandig naamwoord

de zeppelinm

  1. (verkeer) luchtschip in de lucht gehouden door een groot volume waterstof of helium
    • Door de brand van de Hindenburg is de zeppelin in kwade reuk geraakt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen