pastelgeel
Uiterlijk
- Geluid: pastelgeel (hulp, bestand)
- pas·tel·geel
- samenstelling van pastel en geel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pastelgeel | |
verkleinwoord |
het pastelgeel o
- (RAL-kleur) een kleur geel met RAL-nummer 1034.
- Heeft u die ook in het pastelgeel?
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pastelgeel | pastelgeler | pastelgeelst |
verbogen | pastelgele | pastelgelere | pastelgeelste |
partitief | pastelgeels | pastelgelers | - |
pastelgeel
- (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur geel, met RAL-nummer 1034.
- Hij rijdt in een pastelgele auto.
Naamwoorden die kleuren aangeven kunnen afhankelijk van de taal puur zelfstandig (z) of puur bijvoeglijk (b) zijn. Vaak echter zijn zij in principe zelfstandig maar worden zij ook bijvoeglijk gebruikt (z/b) of juist het omgekeerde (b/z)
1.
|
|
- Het woord pastelgeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.