paal
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- paal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paal | palen |
verkleinwoord | paaltje | paaltjes |
Zelfstandig naamwoord
paal m
- een langwerpig stuk materiaal dat in de grond staat
- Dat gebouw is volledig op palen gebouwd.
- (informeel) een stijve penis
- Uit onderzoek is gebleken dat de meeste mannen tevreden zijn met de grootte van hun paal.
- een doelpaal
- Hij schoot de bal tegen de paal aan, tot teleurstelling van het publiek.
- (heraldiek) een loodrechte band midden over een wapenschild
- Dat wapenschild is opgebouwd uit verschillende kleuren en een paal.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Voor paal staan.
- Zich belachelijk maken.
Als puntje bij paaltje komt.
- Als het erop aankomt.
Vertalingen
1. een langwerpig stuk materiaal dat in de grond staat
2. (informeel) een stijve penis
4. (heraldiek) een loodrechte band midden over een wapenschild
Werkwoord
vervoeging van |
---|
palen |
paal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van palen
- Ik paal.
- gebiedende wijs van palen
- Paal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van palen
- Paal je?
Gangbaarheid
- Het woord paal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'paal' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.