neukpaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- neuk·paal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van neuken ww en paal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neukpaal | neukpalen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de neukpaal m
- (scheldwoord) de penis van een man
- ▸ Dan, hoogverrader, blijkt dat jij niet staan zal.
Mijn slechtste deel, voortaan mijn meest gehate,
Banale neukpaal, waar langs alle straten
Een hoer haar jeukend kutwerk klaar op sjort[1]
- ▸ Dan, hoogverrader, blijkt dat jij niet staan zal.
Gangbaarheid
- Het woord 'neukpaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neukpaal" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron John Wilmot VERTALERS W. Hogendoorn“De onvolmaakte genieting” ((1993)), De tweede ronde jaargang 14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be