schandpaal

Uit WikiWoordenboek
Schandpaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schand·paal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schandpaal schandpalen
verkleinwoord schandpaaltje schandpaaltjes

Zelfstandig naamwoord

schandpaal m [1]

  1. (geschiedenis) een paal op een plein, waaraan mensen bij wijze van straf werden vastgemaakt om vernederd te worden door de omstanders
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
iemand publiekelijk te schande zetten door hem of haar op wrede/onaardige wijze te bekritiseren
 Naast de gewone straf worden ze ook aan de schandpaal genageld: de politie heeft een fotogalerij op Flickr gezet met hun naam en strafmaat. "We hebben de foto's op internet gezet zodat iedereen kan zien dat de daders gestraft worden", aldus de politiechef. "Ik wil aan alle betrokkenen duidelijk maken dat je er niet mee wegkomt."[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron “Politie Londen: meer dan 2006 relschoppers gepakt, maar nog niet klaar” (26-08-2011), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be