poteau
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
poteau m
- paal, steunpaal
- (sport) doelpaal, grenspaal
- (spreektaal) (figuurlijk) vriend door dik en dun (als steun en toeverlaat)
- «Mon poteau Raoul s'est lancé en parapente depuis le toit d'un immeuble.»
- Mijn maat Raoul is met een parapente van het dak van een flatgebouw gesprongen. [2]
- «Mon poteau Raoul s'est lancé en parapente depuis le toit d'un immeuble.»
Schrijfwijzen
Synoniemen
- [3] pôte
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron poteau in: Le Trésor de la langue française informatisé (TLFi), Dictionnaire de l’Académie française, huitième édition, 1932-1935 (1971–1994) op cnrtl.fr
- ↑ Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 167