seinpaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

seinpaal rond 1800
seinpaal
Uitspraak
Woordafbreking
  • sein·paal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord seinpaal seinpalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de seinpaalm

  1. (communicatie) optische telegraaf
  2. (spoorwegen) (verkeer) paal met seinen (vooral bij de spoorwegen)
    • 'Men vraagt zich af hoe het mogelijk is dat men, waar er tegenwoordig zóó veel wordt gedaan voor de veiligheid en het comfort van de menschen, er zich niet al langer heeft op toegelegd om het seinstelsel op de spoorwegen te verbeteren', klinkt de kritiek. Het tijdschrift maakt melding van twee nieuwe systemen die treinen automatisch kunnen laten stoppen. Eentje met een spiegeltoestel op de seinpaal en een schijnwerper op de locomotief en eentje met een magneet-electrische inductor. [2] 
    • Door de storing kampten ook andere treinen in Twente met flinke vertraging. De oorzaak was een rood sein op een van de twee sporen. Over het andere spoor konden de Intercity's blijven rijden. Het rode sein werd veroorzaakt door een kapotte voeding van de seinpaal. Deze is vervangen. [3] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. seinpaal op website: Etymologiebank.nl
  2. de Standaard 22/februari/2010 uit 'Ons Volk Ontwaakt' op 28 april 1929
  3. Tubantia 02-juni-2017