enkel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- en·kel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voetgewricht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
- In de betekenis van ‘alleen, enig in zijn soort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | enkel | enkels |
verkleinwoord | enkeltje | enkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
enkel
- m (anatomie) gewricht dat de voet met het been verbindt
- ▸ Vanwege het gebrek aan steun echter moesten mijn enkels erg wennen aan het oneffen terrein.[2]
- o (sport) enkelspel
Hyponiemen
- [1] linkerenkel, rechterenkel, damesenkel, herenenkel
- [2] damesenkel, herenenkel
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. gewricht dat de voet met het been verbindt
stellend | |
---|---|
onverbogen | enkel |
verbogen | enkele |
Bijvoeglijk naamwoord
enkel
- niet dubbel, bijvoorbeeld enkel spoor, enkele reis
Antoniemen
- [1] dubbel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. niet dubbel, bijvoorbeeld enkel spoor, enkele reis
Bijwoord
enkel
- niet dubbel
- niet meer dan
Synoniemen
Vertalingen
Onbepaald voornaamwoord
enkel
- weinig, een paar
- Er valt vandaag een enkele bui.
- Enkele vragen hebben.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. weinig, een paar
Gangbaarheid
- Het woord enkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "enkel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 "enkel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- en·kel
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Nederduits
Naar frequentie | 2264 |
---|
Bijvoeglijk naamwoord
enkel
- enkel, simpel, sober
- bescheiden, natuurlijk
- «Prinsessen var kledt i en enkel kjole.»
- De prinses was kledt in een eenvoudige jurk.
- «Prinsessen var kledt i en enkel kjole.»
- zonder extra kosten.
- eenvoudig, gemakkelijk
- «Maskinen er enkel å betjene.»
- De machine is eenvoudig te bedienen.
- «Maskinen er enkel å betjene.»
Verbuiging
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | enkel | enklere | enklest |
o enkelvoud | enkelt | |||
meervoud | enkle | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
enkle | enklere | enkleste |
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
- [1-4] enkelt
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | enkel |
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- en·kel
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Nederduits.
Bijvoeglijk naamwoord
enkel
- enkel, simpel, sober
- bescheiden, natuurlijk
- zonder extra kosten.
- eenvoudig, gemakkelijk
Verbuiging
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | enkel | enklare | enklast |
o enkelvoud | enkelt | |||
meervoud | enkle | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
enkle | enklare | enklaste |
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
- [1-4] enkelt
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | enkel | |||
genitief |
Zweeds
Uitspraak
Woordafbreking
- en·kel
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudzweedse woord "enkil"
Naar frequentie | 2180 |
---|
A: nominatief | stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|---|
onbepaald / sterk |
g enkelvoud | enkel | enklare | enklast |
o enkelvoud | enkelt | |||
meervoud | enkla | |||
bepaald / zwak | ||||
alle vormen | enkla | enklare | enklaste | |
bep. enkelvoud bij een mannelijke persoon of een mannelijk dier ook: |
enkle | |||
B: genitief | stellend | vergrotend | overtreffend | |
onbepaald / sterk |
g enkelvoud | enkels | enklares | enklasts |
o enkelvoud | enkelts | |||
meervoud | enklas | |||
bepaald / zwak | ||||
alle vormen | enklas | enklares | enklastes | |
bep. enkelvoud bij een mannelijke persoon of een mannelijk dier ook: |
enkles |
Bijvoeglijk naamwoord
enkel
- enkel, eenvoudig, gemakkelijk
- bescheiden, eenvoudig, natuurlijk, schamel, simpel, sober, zonder extra kosten
- niet dubbel of meervoudig
Synoniemen
- [2]: torftig
Antoniemen
- [2]: krånglig
- [2]: svår
- [3]: dubbel
- [3]: flerfaldig
Afgeleide begrippen
- [3]: enkel-
- [3]: enkelbladig
- [3]: enkelfilig
- [3]: enkelhytt
Typische woordcombinaties
- [1]: ett enkelt problem
een eenvoudig probleem
- [2]: enkel husmanskost
eenvoudig burgerkost
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Anatomie in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Onbepaald voornaamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 5
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Noors
- Zelfstandig naamwoord in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 5
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nynorsk
- Zelfstandig naamwoord in het Nynorsk
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 5
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Woorden in het Zweeds met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Zweeds