Naar inhoud springen

schamel

Uit WikiWoordenboek
  • scha·mel
  • In de betekenis van ‘armoedig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schamelschamelerschamelst
verbogen schameleschamelereschamelste
partitief schamelsschamelers-

schamel

  1. waarvoor men zich schaamt
    • Dit is toch een schamele vertoning. 
  2. gering in omvang
    • Ik heb een schamel bedrag bij elkaar gespaard. 
  3. armoedig
     Een zwart-wit beeld uit de jaren vijftig van de vorige eeuw: regen op het Lodewijk Napoleonplein in Assen, een man met een paraplu laat zijn honden uit, huizen van baksteen onder steile driehoekige daken. Er is maar een verbinding met het beeld van de schamele behuizingen in Tutwiler, Mississippi: de blues.[2]
91 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]