enkeling
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- en·ke·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | enkeling | enkelingen |
verkleinwoord | enkelingetje | enkelingetjes |
Zelfstandig naamwoord
enkeling m
- één individu, één persoon
- De wetgever heeft niet alleen te maken met de belangen van een groep of de samenleving als geheel maar ook met de rechten en plichten van een enkeling.
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord enkeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "enkeling" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
enkeling
- enkeling; één individu, één persoon
Veluws
Zelfstandig naamwoord
enkeling
- enkeling; één individu, één persoon
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws