Naar inhoud springen

bescheiden

Uit WikiWoordenboek
  • be·schei·den
  • In de betekenis van ‘ingetogen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1276 [1]
  • afgeleid van scheiden met het voorvoegsel be-
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bescheidenbescheidenerbescheidenst
verbogen --bescheidenste
partitief bescheidensbescheideners-

bescheiden

  1. geen te hoge verwachtingen van zichzelf hebbend
    • Hij is een zeer bescheiden jongen, maar hij heeft veel talent. 
     De Franse president Macron prijst de paus ook voor zijn inzet voor armen en kwetsbaren. Hij noemt hem een bescheiden man die "altijd aan de zijde van de meest kwetsbaren stond". De Notre-Dame in Parijs luidt de klokken 88 keer als eerbetoon aan de paus, die 88 jaar is geworden.[2]
    • Hij stelde zich bescheiden op. 
     Ze was heel lief, stelde me gerust en ik heb haar leren kennen als een bescheiden en warme vrouw.[3]
  2. (verouderd) oordeel hebbende, verstandig
    • Aan den bescheiden lezer. 
  3. niet groots of talrijk
    • Met bescheiden hulpmiddelen trok hij het oerwoud in. 
    • ING wil de beloning van zijn huidige bestuursvoorzitter dit jaar met ruim 50 procent verhogen, tot ruim 3 miljoen euro. Zelfs na de verhoging blijft zijn loon "bescheiden" in vergelijking met vergelijkbare bedrijven, stelt ING. [4] 
    • De economie van Rusland is vrij bescheiden en ongeveer even groot als de drie Benelux-landen bij elkaar. [5] 
     De andere vleugel biedt ruimte aan de lounge, de ontbijtzaal en ons bescheiden restaurant, waar ik een vaste tafel voor u heb gereserveerd aan het raam met uitzicht op de pergola en de rozentuin, of wat daarvan over is, waarachter u de vijver kunt zien glinsteren. De fontein is helaas al een paar jaar buiten gebruik, maar ik kan u verzekeren dat onze kokkin haar uiterste best zal doen om u mild te stemmen jegens dit euvel.'[6]
  4. niet opdringerig
    • Naar mijn bescheiden mening is dat niet waar. 
    • Albert Maillard. Hij was een slanke jongen met een enigszins traag, bescheiden karakter. [7] 

debescheidenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bescheid
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bescheiden
bescheidde
bescheiden
zwak -d

gemengd

volledig

bescheiden

  1. overgankelijk (verouderd) over iemand beslissen, iets bepalen
    • Niemand weet wat God over hem bescheiden heeft. 
vervoeging van: bescheiden…
geen verbogen vorm

bescheiden

  1. voltooid deelwoord van bescheiden
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[8]
  1. "bescheiden" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 april 2025 Weblink bron “Bedroefde reacties op dood van paus: 'Miljoenen mensen geïnspireerd'” (21 april 2025), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 juni 2022 Weblink bron “Herinneringen aan Liesbeth List: 'Ineens deed ze die yogapose'” (27 maart 2020), NU.nl
  4. www.nu.nl
  5. www.businessinsider.nl
  6. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 15
  7. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
  8. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend vergrotend overtreffend
bescheiden
bescheidener
am bescheidensten
alle verbuigingsvormen

bescheiden

  1. bescheiden

bescheiden

  1. informeren, op de hoogte brengen, op de hoogte stellen