wortel: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 22: Regel 22:
#{{taalkunde|nld}} [[radix]], de kleinste betekenisvolle eenheid in een taal, ontdaan van alle afhankelijke, [[morfeem|betekenisdragende elementen]], zoals [[klinkerwisseling]], [[voorvoegsel|voor-]] en [[achtervoegsel|achtervoegsels]], [[invoegsel|invoegsels]] en [[uitgang|uitgangen]].
#{{taalkunde|nld}} [[radix]], de kleinste betekenisvolle eenheid in een taal, ontdaan van alle afhankelijke, [[morfeem|betekenisdragende elementen]], zoals [[klinkerwisseling]], [[voorvoegsel|voor-]] en [[achtervoegsel|achtervoegsels]], [[invoegsel|invoegsels]] en [[uitgang|uitgangen]].
{{bijv-1|[D]e meeste werkwoorden worden gevormd door achter de '''wortel''' een suffix te voegen; zo'n '''{{pn}}''' + suffix heet thema of stam en achter die stam komen dan de persoonsuitgangen, althans in 't praesens.<ref>[http://www.dbnl.org/tekst/scho074hist01_01/scho074hist01_01_0010.htm dbnl]</ref>}}
{{bijv-1|[D]e meeste werkwoorden worden gevormd door achter de '''wortel''' een suffix te voegen; zo'n '''{{pn}}''' + suffix heet thema of stam en achter die stam komen dan de persoonsuitgangen, althans in 't praesens.<ref>[http://www.dbnl.org/tekst/scho074hist01_01/scho074hist01_01_0010.htm dbnl]</ref>}}
{{bijv-1|De woordformaties ''[[verband]]'', ''[[binden]]'', ''[[gebonden]]'' en ''[[bond]]'' hebben dezelfde '''wortel''' gemeen, namelijk ''b-n-d'' met de betekenis 'vastmaken'.}}
{{bijv-1|De woordformaties ''[[verband]]'', ''[[binden]]'', ''[[gebonden]]'' en ''[[bond]]'' hebben dezelfde '''wortel''' gemeen, namelijk ''b-n-d'' met de betekenis 'vastmaken', terwijl van de '''wortel''' ''b-d'' 'verzoeken, dringend vragen' de woorden [[gebed]], [[aanbidden]], [[opbod]], [[ontbieden]] en [[verbieden]] zijn afgeleid.}}
#inplanting of dat waaruit iets ontspringt
#inplanting of dat waaruit iets ontspringt
{{-syn-}}
{{-syn-}}

Versie van 4 jul 2020 14:34

[1] Wortelen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wor·tel
1. enkelvoud meervoud
naamwoord wortel wortelen
verkleinwoord worteltje worteltjes
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘in de wiskunde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1445 [1]
  • In de betekenis van ‘groente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1410 [1]
  • In de betekenis van ‘onderste deel van gewas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
2., 3., 4. enkelvoud meervoud
naamwoord wortel wortels
verkleinwoord worteltje worteltjes

Zelfstandig naamwoord

wortel m

  1. (groente) de eetbare wortel van de peen Daucus carota op Wikispecies
    • We hebben wortelen met erwten gegeten. 
  2. (plantkunde) het ondergrondse gedeelte van een plant of boom
    • Als je onkruid wiedt moet je de wortels niet in de grond laten, want dan groeit het zo weer terug. 
  3. (wiskunde) een getal gezien in zijn verhouding tot het getal van zijn tweede macht, derde macht, enz
    • De wortel van honderdvierenveertig is twaalf. 
  4. (taalkunde) radix, de kleinste betekenisvolle eenheid in een taal, ontdaan van alle afhankelijke, betekenisdragende elementen, zoals klinkerwisseling, voor- en achtervoegsels, invoegsels en uitgangen.
    • [D]e meeste werkwoorden worden gevormd door achter de wortel een suffix te voegen; zo'n wortel + suffix heet thema of stam en achter die stam komen dan de persoonsuitgangen, althans in 't praesens.[2] 
    • De woordformaties verband, binden, gebonden en bond hebben dezelfde wortel gemeen, namelijk b-n-d met de betekenis 'vastmaken', terwijl van de wortel b-d 'verzoeken, dringend vragen' de woorden gebed, aanbidden, opbod, ontbieden en verbieden zijn afgeleid. 
  5. inplanting of dat waaruit iets ontspringt
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
wortelen

wortel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wortelen
    • Ik wortel. 
  2. gebiedende wijs van wortelen
    • Wortel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wortelen
    • Wortel je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie


Indonesisch

Zelfstandig naamwoord

wortel

  1. wortel
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be