Naar inhoud springen

gebonden

Uit WikiWoordenboek
  • ge·bon·den
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gebondengebondenergebondenst
verbogen --gebondenste
partitief gebondensgebondeners-

gebonden [1]

  1. beperkt door allerlei voorwaarden
     Je bent wel degelijk gebonden aan logisch denken, aan redeneringen waarin het een uit het ander voortkomt.[2]
     Geen van deze mensen laat het besef toe dat hij tegelijkertijd vrij en gebonden aan het aardse is, in een tijdelijke existentie en tegelijk in de eeuwigheid.[2]
  2. in het bezit van een vaste partner
  3. (kookkunst) dikvloeibaar door toevoeging van een verdikkingsmiddel
  4. (taalkunde) niet voorkomend als op zichzelf staande eenheid (d.w.z. als los woord), maar alleen als onderdeel van een woord
    • Een vrij of gebonden morfeem. 
  5. van een boek dat de bladzijden met draden met elkaar zijn verbonden
     Het waren allemaal gebonden exemplaren, dus ik kon aan de ruggen niet zien of ze ze had gelezen.[3]
     Het is een groot, in leer gebonden boek waarin wordt bijgehouden welke stadsbewoners naar de hemel of de hel vertrekken.[4]
     In het pakket zitten ook een paar prachtige gebonden boeken, sommige niet groter dan een stuiver, bedekt met een onleesbaar handschrift.[4]
vervoeging van: binden…
geen verbogen vorm

gebonden

  1. voltooid deelwoord van binden
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 1 2
    Daan Bronkhorst
    “Kierkegaard” (2020), Athenaeum - Polak & Van Gennep op Wikipedia, ISBN 9789025313562
  3. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  4. 1 2
    Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx
    “Het huis aan de gouden bocht” (2014), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789021809526