sluiten
Uiterlijk
- slui·ten
- In de betekenis van ‘toedoen’ voor het eerst aangetroffen in 1240.[1]
- erfwoord: Middelnederlands slūten, ontwikkeld uit Oergermaans *slūtan- ‘(af)sluiten’, met mobiele s uit Indo-Europees *kleh₂u-d- (waaruit ook Latijn claudere ‘sluiten’ en Litouws kliudýti ‘doen aanhaken’), dentaal-afleiding van de wortel *kleh₂u- ‘haak, pin’, waartoe ook Iers cló ‘spijker’, Grieks klēís ‘grendel’ en Russisch ključ ‘sleutel’ behoren.[2] Evenals Nederduits sluten, slüten, Duits schließen en Fries slute. Verwantschap met slot, sleutel.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sluiten |
sloot |
gesloten |
klasse 2 | volledig |
sluiten
- overgankelijk, (techniek) door middel van een apparaat (zoals een paal, grendel, slot, deksel, knop, haak e.d.) dichtmaken
- We moeten deze weg sluiten voor het wegverkeer, anders gebeuren er ongelukken.
- ▸ Napoleon gaf de Route Nationale 7 haar naam. Hij maakte zelf ook gebruik van de weg. Zo overnachtte hij in de Auberge de la Teste Noire in Saint-Symphorien-de-Lay, net als Frans I, Rousseau en Rabelais. Het gebouw is niet meer in gebruik als herberg. In 1814 sliep Napoleon op weg naar Elba in het Relais de l'Empereur in Montélimar. Dat hotel is een paar jaar geleden gesloten. Volgens Trip Advisor stond het de laatste jaren bekend om zijn stoffige kamers, deplorabele ontvangst en gesloten restaurant.[3]
- overgankelijk, (juridisch) een compromis/overeenkomst, [...] ~: tot een gezamenlijke overeenstemming komen en die min of meer officieel maken
- Zij hebben toch nog een compromis weten te sluiten.
- onovergankelijk dichtgaan
- De doos sluit niet goed.
- onovergankelijk een einde nemen
- De tentoonstelling sluit om 16:00.
- ▸ Het was een groot feest in Deventer: Deventer kan zijn geluk niet op na bekerwinst Go Ahead Eagles: 'We gaan Europa in!' De horeca in het centrum van Deventer had al eerder afgesproken om middernacht te sluiten. Vanaf toen stroomde de binnenstad dan ook grotendeels leeg.[4]
- luiken
- [1] dichtdoen, dichtmaken, toedoen
1. toedoen, dichtmaken
|
|
- Het woord sluiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sluiten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "sluiten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sluiten op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron
Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant - ↑
Weblink bron “Feest barst los in Deventer na winst Go Ahead Eagles: 'We gaan Europa in!'” (22 april 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Erfwoord in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 2 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %