insluiten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·slui·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
insluiten
sloot in
ingesloten
klasse 2 volledig

Werkwoord

insluiten

  1. overgankelijk opsluiten in iets
  2. overgankelijk iets omgeven
  3. overgankelijk iets bijvoegen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be