rechter
Niet te verwarren met: rechter- |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rech·ter
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lid van een rechtbank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- Naamwoord van handeling van rechten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rechter | rechters |
verkleinwoord | rechtertje | rechtertjes |
Zelfstandig naamwoord
de rechter m
- (juridisch) (beroep) persoon die rechtspreekt, persoon die een oordeel velt
- In 2002 ging Gil voor de bijl: hij werd door de rechter uit zijn ambt gezet wegens het verduisteren van 400 miljoen euro aan gemeentegelden. [2]
Synoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Naar de rechter stappen
Vanwege een geschil naar de rechter gaan
- Rechter in eigen zaak zijn
Oordelen in iets waar men zelf zeer nauw bij betrokken is (≈ Voor eigen rechter spelen)
- [Voor] eigen rechter spelen
In een kwestie het recht geheel in eigen handen nemen, terwijl men daarvoor niet in de juiste positie is
Vertalingen
1. persoon die rechtspreekt, persoon die een oordeel velt
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | rechter |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
rechter
- aan de tegenovergestelde zijde van het lichaam waar gewoonlijk het hart zit
- Ik heb hier de rechter sok, maar waar is de linker gebleven?
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. aan de tegenovergestelde zijde van het lichaam waar gewoonlijk het hart zit
Woordherkomst en -opbouw
Bijvoeglijk naamwoord
rechter
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van recht
- Daarna werd mijn stoel een stukje rechter gezet en kreeg nu weer zo'n warme doek in mijn nek. [3]
Gangbaarheid
- Het woord rechter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "rechter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "rechter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.volkskrant.nl
- ↑ Aarts, F.C.M.Mijn vaartijd (2004) lulu.com; ISBN 9781291835915; p. 151;geraadpleegd 2017-04-06
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %