richter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rich·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord richter richters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de richterm [3] [4]

  1. iets of iemand die richt
  2. (verouderd) (geschiedenis) (juridisch) een functionaris die de uitvoering van de vonnissen onder zijn beheer had, maar niet het vonnis velde.
Hyponiemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen