rechts
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rechts
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aan de rechterzijde’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- afgeleid van recht met het achtervoegsel -s [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rechts | rechtser | rechtst |
verbogen | rechtse | rechtsere | rechtste |
partitief | rechts | rechtsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
rechts
- tegenovergestelde van links
- In Nederland moet je rechts rijden.
- (politiek) betrekking hebbend op een politieke richting of denkwijze aan de rechterzijde van het politieke spectrum
- Het land is vergeleken met een aantal jaar geleden een stuk rechtser geworden.
- rechtshandig
- de meeste handelingen deed hij rechts
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
1. tegenovergestelde van links
Bijvoeglijk naamwoord
rechts
- partitief van de stellende trap van recht
Gangbaarheid
- Het woord rechts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "rechts" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "rechts" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rechts op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -s in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %