Naar inhoud springen

dommer

Uit WikiWoordenboek
  • dom·mer

dommer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van dom
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • dom·mer
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord dómari
Naar frequentie 1317

dommer, m

  1. (juridisch) rechter
  2. (sport) arbiter, scheidsrechter
  3. jurylid
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dommer     dommeren     dommere     dommerne  
genitief   dommers     dommerens     dommeres     dommernes  
  1. «Laget hadde resignert før dommeren blåste for avspark.»
    Het team had ontslag genomen voordat de scheidsrechter blies voor de aftrap.