politierechter
Uiterlijk
- po·li·tie·rech·ter
- samenstelling van politie en rechter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | politierechter | politierechters |
verkleinwoord | politierechtertje | politierechtertjes |
de politierechter m
- (België) (juridisch) (beroep) rechter van een politierechtbank
- (Nederland) (juridisch) (beroep) rechter die alleen rechtspreekt in strafzaken die behandeld kunnen worden door één rechter
- De van diefstal verdachte man moest voor de politierechter verschijnen.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord politierechter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.