scheidsrechter

Uit WikiWoordenboek
[2] Een scheidsrechter trekt de gele kaart.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheids·rech·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheidsrechter scheidsrechters
verkleinwoord scheidsrechtertje scheidsrechtertjes

Zelfstandig naamwoord

de scheidsrechterm

  1. (beroep) lid van een scheidsgerecht
  2. (sport) iemand die bij wedstrijden het toezicht houdt op de naleving van de spelregels
    • Dit doelpunt werd door de scheidsrechter afgekeurd. 
    • De scheidsrechter staakte de wedstrijd toen hij weer werd uitgemaakt voor hondenlul. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen