raam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Raam (1) met raam (2) en ruit
Uitspraak
Woordafbreking
  • raam
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lijst(werk), omlijsting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1277.[1]
  • erfwoord: Middelnederlands rāme, raem m, rāme v ‘omlijsting, raam, waarop iets gespannen wordt’, ontwikkeld uit Oergermaans *hraman-, bij Indo-Europees *krom-, waartoe ook Russisch dial. kromá ‘rand; korst’, vero. krómka ‘id.’ en zakromítʹ ‘met planken afscheiden’ behoren.[2][3] Verwant aan remmen. Evenals Nederduits Rahm en Duits Rahmen, beide ‘lijst(werk), omlijsting’.
enkelvoud meervoud
naamwoord raam ramen
verkleinwoord raampje raampjes

Zelfstandig naamwoord

het raamo

  1. (Nederlands-Nederlands) (bouwkunde) een opening in de wand of muur van een gebouw om licht door te laten, vaak gevuld met een ruit doorzichtig materiaal zoals glas [4]
     Door een klein raam werden we steeds fel verlicht door de bliksem.[5]
  2. (techniek) een kader, een rechthoekige constructie rond een afbeelding
  3. (juridisch), (politiek), (figuurlijk) de basisstructuur van een akkoord of wet waarin slechts de begrenzing van het geheel, en het onderlinge verband van onderdelen, is vastgesteld [6]
    • Dit voorstel past niet in het raam van het akkoord. 
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ramen

raam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ramen
    • Ik raam. 
  2. gebiedende wijs van ramen
    • Raam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ramen
    • Raam je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "raam" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. raam op website: Etymologiebank.nl
  3. Kroonen
    , Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 224
  4. raam op website: Etymologiebank.nl
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  6. raam op website: Etymologiebank.nl
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /raːm/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

raam m

  1. (bouwkunde) raam.
    «Dooch de raam toe, 't trèk hie!»
    Doe het raam dicht, het tocht hier!
Verbuiging