raamwerk
- raam·werk
- samenstelling van raam en werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | raamwerk | raamwerken |
verkleinwoord | raamwerkje | raamwerkjes |
het raamwerk o
- (techniek) een omlijsting om werkstukken van slappe materialen (textiel) ter bewerking op te spannen
- Het raamwerk is voorzien van spieën om het doek na te spannen.
- (techniek) een lichte, open maar stevige constructie van buizen of balken waar onderdelen aan vastgezet kunnen worden, die in een stabiele onderlinge positie moeten blijven
- (bouwkunde) een in een muur verankerde constructie van balken waarin de ramen en deuren zijn gemonteerd
- In het raamwerk is slechts één bovenlicht voorzien.
- (figuurlijk) een structuur die nog moet worden ingevuld, maar waarvan de begrenzing van het geheel, en het onderlinge verband van onderdelen, reeds is vastgesteld
- De commissie heeft een raamwerk als basis voor de nieuwe regeling, opgesteld.
- [3] kozijn
- [1] borduurring, kader, lijst, paneel, raam, spieraam, weefgetouw
- [2] chassis, geraamte, gestel, skelet, vakwerk
- [3] dorpel, deurkozijn, raamkozijn, post, stijl
- [4] begroting, bestemmingsplan, raming, structuurplan
- Het woord raamwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "raamwerk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %