entente
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- en·ten·te
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | entente | ententes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- bondgenootschap
- Draghi wist van tevoren dat hij kon worden gemangeld. Hij heeft goede adviseurs, onder wie enige Nederlanders - de ECB is de enige Europese instelling waar de lidstaten consequent hun beste mensen heen sturen, geen rotte appels waar ze zelf vanaf willen. Draghi kent ook zijn klassiekers. Als Frankrijk en Duitsland sleutelen aan Europa en de euro, zijn Nederlanders altijd zenuwachtig. Als klein, betrokken land kun je de beste vrienden zijn met Duitsland, uiteindelijk word je altijd geofferd aan de Frans-Duitse entente.[4]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord entente staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "entente" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "entente" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ entente op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Caroline de Gruyter 13 mei 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be