tuimelraam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

het bovenste raam is een geopend tuimelraam
Uitspraak
Woordafbreking
  • tui·mel·raam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuimelraam tuimelramen
verkleinwoord tuimelraampje tuimelraampjes

Zelfstandig naamwoord

het tuimelraamo

  1. (bouwkunde) een raam dat met een horizontale draaias geopend en gesloten kan worden
    • Er werd een ladder tegen het huis en een van de brandweerlieden slaagde erin om via een tuimelraam de woning binnen te komen. Het uitschakelen van de rookmelder was vervolgens een koud kunstje. De opluchting in de buurt was groot toen de rust was teruggekeerd.[2] 
    • Wanhoop niet, er zijn nog genoeg manieren om te profiteren van de lage btw. Kies voor een kleine klus die nog wel afkomt. Als de hele zolderverdieping verbouwen niet meer lukt, is een dakkapel of tuimelraam nog wel te plaatsen. Dan doet u de rest later.[3] 
Hyponiemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 04-JULI-2015
  3. Volkskrant Reinout van der Heijden hoofdredacteur van de Geldgids 1 mei 2015
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be