peer
Uiterlijk
- peer
- [A] via Middelnederlands pere van Latijn pira mv / pirum enk, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2] [3]
- [3] omdat de vorm van lamp lijkt op die van de vrucht van de perenboom
- [B] van Frans père, in de betekenis van ‘vader’ aangetroffen vanaf 1682 [4] [3]
- [C] van Engels peer, in de betekenis van ‘lid van het Hogerhuis’ aangetroffen vanaf 1847 [3]
| [A] | enkelvoud | meervoud |
|---|---|---|
| naamwoord | peer | peren |
| verkleinwoord | peertje | peertjes |
- (fruit) vrucht van de perenboom, Pyrus communis

- (bloemplanten) een plantengeslacht Pyrus
uit de rozenfamilie (Rosaceae
) dat de voornoemde vruchten produceert (vooral Pyrus communis
) en vooral voorkomt op het noordelijk halfrond - (figuurlijk) gloeilamp in de vorm van een glazen bol met een uiteinde dat overgaat in een metalen fitting
- 1. Twee peren aan een perenboom.
- 2. Een peer, Pyrus communis.
- 3. Een peer (gloeilamp).
- advocaatpeer, agaatpeer, alsempeer, alligatorpeer, appelpeer, avocadopeer, balsempeer, bergamotpeer, bessemerpeer, bloedpeer, bospeer, boterpeer, citroenpeer, christuspeer, dennenpeer, diamantpeer, dievenpeer, dirkjespeer, druippeer, eetpeer, gaspeer, glanspeer, gloeipeer, godenpeer, goudpeer, grampeer, handpeer, herenpeer, herfstpeer, juttepeer, kalebaspeer, kaneelpeer, klaasjespeer, koekepeer, koningspeer, kookpeer, kraaipeer, kraakpeer, kriekpeer, kruidenierspeer, kruidpeer, ledpeer, leipeer, lichtpeer, maagdenpeer, maatjespeer, mannapeer, meelpeer, meloenpeer, mispeer, monsterpeer, muilpeer, muskaatpeer, muskadelpeer, muskuspeer, oogstpeer, oranjepeer, parelpeer, peer-to-peer, pondspeer, pronkpeer, rietpeer, saffraanpeer, schijfpeer, schoopeer, sierpeer, slapeer, smeltpeer, smoutpeer, steenpeer, stoofpeer, tafelpeer, vijgenpeer, waspeer, waterpeer, wijnpeer, wilgpeer, winterpeer, zandpeer, zeikpeer, zomerpeer
- bleek peermos
- minuscule perenmineermot, peer-to-peer, peer-to-peergebruiker, peer-to-peernetwerk, peer-to-peerprogramma, peer-to-peertechnologie, peer-to-peerverkeer, peerassessment, peerballon, peerconfiture, peerconfituur, peerdrop, peerdrops, peerfie, peerfiguur, peergelei, peergroep, peergroup, peerknoop, peerkop, peerkraal, peerleader, peerlijsterbes, peermoes, peermos, peerparel, peerpasta, peerprofiel, peerrenet, peerreview, peersmaak, peersneeuwbal, peerspier, peervorm, peervormig, peervrucht, peerzebramot, perelaar, perenazijn, perenblad, perenbloesem, perenboom, perenboomgaard, perenbrandewijn, perencider, perencompote, perendikkop, perendrup, perenessence, perengalmug, perengebakje, perengelei, perenhout, perenhouten, perenijs, perenjaar, perenjam, perenketel, perenknop, perenlikeur, perenmineermot, perenmoes, perenmost, perenoogst, perenpluk, perenplukker, perenpok, perenringworm, perenrood, perensap, perenschil, perensiroop, perensmaak, perenspinsel, perensteel, perenstroop, perentaart, perentak, perentijd, perenvouwmot, perenvuur, perenwijn, perenzaagwesp, perenzuur, perepit
- Appels met peren vergelijken
twee totaal verschillende dingen vergelijken alsof ze eender zijn, waardoor de vergelijking onzinnig is
- Met de gebakken peren (blijven) zitten
voor de moeilijkheden opdraaien
1. vrucht
|
|
| vervoeging van |
|---|
| peren |
[A] peer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peren
- Ik peer.
- gebiedende wijs van peren
- Peer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peren
- Peer je?
| [B] | enkelvoud | meervoud |
|---|---|---|
| naamwoord | peer | peren |
| verkleinwoord | peertje (peerke) |
peertjes (peerkes) |
[B] de peer m
- (informeel) mannelijke ouder
- soms (pejoratief) oude man
- [1] vader
| [C] | enkelvoud | meervoud |
|---|---|---|
| naamwoord | peer | peers |
| verkleinwoord | - | - |
[C] de peer m
- (politiek) (VK) lid van het Britse Hogerhuis (het onderdeel van het parlement waarvan de leden niet via verkiezingen worden aangewezen)
- ▸ Onlangs heeft nog een peer, die door de dood van zijn vader, Lord Stansgate, in de adelstand en in het Hogerhuis moest worden opgenomen, met veel misbaar te kennen gegeven, dat hij niets voor de eer voelde.[5]
- Het woord peer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peer" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ peer op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 3 "peer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron “In het Hogerhuis” (2 januari 1961) op nrc.nl 
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| peer | peers |
peer
| vervoeging | |
|---|---|
| onbepaalde wijs | to peer |
| he/she/it | peers |
| verleden tijd | peered |
| voltooid deelwoord |
peered |
| onvoltooid deelwoord |
peering |
| gebiedende wijs | peer |
peer
- IPA: /pɛːr/
peer
- leeglopen
- «Bal bi peer na.»
- De ballon liep leeg.
- «Bal bi peer na.»
peer
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Heteroniem in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Fruit in het Nederlands
- Bloemplanten in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Maatschappij in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Woorden in het Wolof
- Woorden in het Wolof met IPA-weergave
- Werkwoord in het Wolof
- Zelfstandig naamwoord in het Wolof