staren

Uit WikiWoordenboek
Staren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘strak kijken’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
staren
staarde
gestaard
zwak -d volledig

Werkwoord

staren

  1. inergatief langdurig naar één punt kijken, soms zonder iets op te merken
    • Je kunt nog lang naar deze bladzijde staren, maar wiskunde leer je er niet van. 
     Glazig staarde ik voor me uit terwijl de suikers, vetten en zout in mijn bloedstroom terecht kwamen.[3]
     Iemand bood me een biertje aan, er werd luidkeels gezongen, er werden grappen gemaakt en mensen staarden moe het vuur in.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • met grote ogen staren
heel verbaasd of heel bang zijn
  • Hij werd er een beetje bang van. Kleine Woord trok zijn beide benen op en staarde met grote ogen naar de plek waar hij het vreemde beest verwachtte.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. "staren" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. staren op website: Etymologiebank.nl
  3. 3,0 3,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 47
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be