mispeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·peer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mispeer misperen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mispeerv / m

  1. een grote blunder
     Tijdens het WK 2002 vloog de ploeg er nog uit tegen Brazilië na arbitrale dwalingen. Maar toen was België in de ogen van de wereld een veel kleiner voetballand dan nu het geval is. Het mislukte EK 2016 met de mispeer tegen Wales heeft de ploeg rijper gemaakt, onder het bewind van Martínez zijn de Belgen volwassen geworden. De wereldtitel lonkt.[1]
     Raadsleden van linkse partijen vinden de reis niet uit te leggen. SP-raadslid Erik Flentge noemt het 'een mispeer van jewelste'. "Er is een lerarentekort, docenten komen terecht in actie tegen de verschraling in het onderwijs, dan is zo'n reis misplaatst."[2]
     Maar het was de laatste echte technische mispeer van Renault.[3]
     Máxima is echt een ware koningin. Dat vindt mode-expert Els Smit. Ze schreef een boek over koninklijke kleding. De koningin kan heel goed bepalen wat ze kan dragen, betoogt Smit in het AD. “Ga maar na, ze heeft bijna nooit een mispeer.”[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

39 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “België stuurt topfavoriet Brazilië naar huis” (06-07-2018), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    Roelf Jan Duin
    “Raadsleden ontstemd over schoolreisje directeuren” (29-09-2018), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Alleen Hamilton scoort na zomerstop beter dan Verstappen” (26-11-2018), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron “„Máxima heeft bijna nooit een mispeer”” (15-11-2017), Reformatorisch Dagblad
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be