duo

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: duo-DUO
[1] Duo Majestic

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duo duo's
verkleinwoord duootje duootjes

Zelfstandig naamwoord

[A] duo o

  1. twee personen die samen optreden of iets verrichten
    • Daarmee lijken ze enigszins op Jip en Janneke, het duo dat Annie M.G. Schmidt creëerde, (…) [3]
  2. (muziek) muziekgroep bestaande uit twee mensen
    • Het kleinst mogelijke ensemble is natuurlijk het duo, zeg: viool en piano of fluit en harp. [4]
  3. (muziek) muziekstuk bedoeld om door twee mensen te worden uitgevoerd
    • Het Vioolconcert van de vergeten Karlowicz is grauwer dan de groezeligste bladzijden van ‘het repertoire’, is onbeduidender dan een duo van Mazas, is onbenulliger bijna dan het Vioolconcert van Witte396 of Manasse van Hegar. [5]

Zelfstandig naamwoord

[B] duo m

  1. zitplaats voor een bijrijder op een motorfiets
    • Met Willy is het weer in orde, behoeft geen babykleertjes te maken, heeft met een kennis een ritje op de duo van een motor gemaakt. [6]
  2. toegevoegde zitplaats achterop een vervoermiddel dat gewoonlijk voor één persoon bestemd is
    • Van Arosa tot voorbij Litzirüti gesleed. (…) Veel vaart en met Ol op de duo moeilijk. [7]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Hoofdtelwoord (lat)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

Hoofdtelwoord

duo

  1. twee
Schrijfwijzen
  • Romeins cijfer: II.


Minangkabaus

Telwoord (min)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800
9 19 90 900

Hoofdtelwoord

duo

  1. twee