trio
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Trio |
- trio
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘drietal (vooral in muziek)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trio | trio's |
verkleinwoord | triootje | triootjes |
het trio o
- (muziek) een muziekstuk voor drie spelers
- We hebben een leuk triootje gespeeld vanmiddag.
- een groep van drie personen die gezamenlijk optreedt
- Dit trio heeft grote bekendheid verworven.
- (seksualiteit) seksuele activiteit waaraan drie personen deelnemen
1. een muziekstuk voor drie spelers
3. seksuele activiteit met drie personen
- Het woord trio staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trio" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "trio" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
trio
- (muziek) trio; een muziekstuk gecomponeerd voor drie muziekinstrumenten of zangers
- (muziek) trio; een groep bestaande uit drie musici
- (muziek) trio; een vormonderdeel (een 'intermezzo') van een compositie, meestal van een scherzo of menuet
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /trʲijɔ/
trio o
- (muziek) trio; drie musici; instrumentaal of vokaal
- trio; een groep van drie personen die gezamenlijk iets doen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
trio
- (muziek) trio; een muziekstuk gecomponeerd voor drie muziekinstrumenten of zangers
- (muziek) trio; een groep bestaande uit drie musici
- (muziek) trio; een vormonderdeel (een 'intermezzo') van een compositie, meestal van een scherzo of menuet
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /trɪjɔ/
- trio
trio o
- (muziek) trio; een muziekstuk gecomponeerd voor drie muziekinstrumenten of zangers
- (muziek) trio; een groep bestaande uit drie musici
- (muziek) trio; een vormonderdeel (een 'intermezzo') van een compositie, meestal van een scherzo of menuet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | trio | tria |
genitief | tria | trií |
datief | triu | triím |
accusatief | trio | tria |
vocatief | trio | tria |
locatief | triu | triích |
instrumentalis | triem | trii |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Seksualiteit in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Fries
- Zelfstandig naamwoord in het Fries
- Muziek in het Fries
- Woorden in het Pools
- Woorden in het Pools met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Pools
- Muziek in het Pools
- Woorden in het Slowaaks
- Zelfstandig naamwoord in het Slowaaks
- Muziek in het Slowaaks
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Muziek in het Tsjechisch
- Onzijdig zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch