solo
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- so·lo
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: als zanger of speler alléén’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | solo | solo's |
verkleinwoord | solootje | solootjes |
Zelfstandig naamwoord
solo m
- het alleen optreden
- Zij zingt een solo.
- het alleen uitvoeren van een reeks acties in een sportwedstrijd
- Hij scoorde na een prachtige solo.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord solo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'solo' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- so·lo
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | solo | solos |
vrouwelijk | sola | solas |
Bijvoeglijk naamwoord
solo
Synoniemen
- [1] solitario
Verwijzingen
- solo in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 4
- Woorden in het Spaans met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Spaans