kaas
Uiterlijk
- kaas
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zuivelproduct’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [1] van Latijn caseus, dat op zijn beurt teruggaat tot de Proto-Indo-Europese wortel ku̯at-, "gisten" [2]
- [2] mogelijk verkorting van kaaskop of naar analogie van Frans fromage blanc [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaas | kazen |
verkleinwoord | kaasje | kaasjes |
de kaas m
- (voeding) voedingsproduct gemaakt van gestremde melk
- Veel Nederlanders eten vaak kaas.
- ▸ Gelukkig zou de trail binnenkort een weg kruisen waarlangs ik het legendarische ‘Paradise Café’ kon bereiken. Daar werden de ‘Best Burgers in the World’ geserveerd, stond in een commentaar in de Guthook App. Al dagen fantaseerde ik wat ik zou gaan bestellen: een dubbele hamburger met kaas, augurken en ketchup en hopelijk hadden ze ook mayo voor bij de friet.[4]
- ▸ Tijdens deze tochten kun je elke avond in een van de Italiaanse berghutten slapen met voortreffelijk Italiaans eten en met een keuze uit 25 lokale kazen voor in je lunchpakket.[4]
- hoeveelheid kaas in de vorm waarin die gewoonlijk gemaakt of verhandeld wordt
- Hij kon de grote kaas maar met moeite op de plank tillen.
- (verkorting) kaassoort bepaalde variant van kaas
- Kaas uit Gouda is wereldberoemd.
- gang van een diner bestaande uit een plankje met verschillende kaasje
- ▸ 'Voor mij is een fatsoenlijke maaltijd: entree, plat, kaas, dessert', zegt Frédéric Deidier (49), terwijl hij enthousiast op zijn enorme buik kletst.[5]
- (scheldwoord) blanke Nederlander
- Dat snapt zo'n domme kaas toch niet.
|
- [1] zich de kaas niet van het brood laten etenzich niet makkelijk laten overwinnen
- Maar coalitiepartners CDA, D66 en ChristenUnie laten zich de kaas niet van het brood eten.[6]
- [1] ergens geen kaas van gegeten hebbenergens geen verstand van hebben
- [1] ergens geen kaas van kunnen makenergens geen raad mee weten
1. voedingsproduct gemaakt van gestremde melk
|
|
vervoeging van |
---|
kazen |
kaas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kazen
- Ik kaas.
- gebiedende wijs van kazen
- Kaas!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kazen
- Kaas je?
- Het woord kaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kaas" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kaas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kaas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 4,0 4,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Reformatorisch Dagblad G. Vroegindeweij 21 januari 2019Het knettert in de coalitie dankzij reclameman
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaas | kase |
kaas
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Verkorting in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met IPA-weergave
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Voeding in het Afrikaans