kazen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·zen

Zelfstandig naamwoord

de kazenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaas
     Tijdens deze tochten kun je elke avond in een van de Italiaanse berghutten slapen met voortreffelijk Italiaans eten en met een keuze uit 25 lokale kazen voor in je lunchpakket.[1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kazen
/'kaːzə(n)/
kaasde
/'kaːsdə/
gekaasd
/ɣə'kaːst/
zwak -d volledig

Werkwoord

kazen

  1. (verouderd) dik worden, aankomen[2]
  2. kaas maken
Hyponiemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. "Kazen" in het Nieuw Volledig Zakwoordenboek der Nederlandsche Taal (1864), p. 160.
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Meer informatie