Naar inhoud springen

gram

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gram
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘0,001 kilogram’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1808 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gram grammen
verkleinwoord grammetje grammetjes

Zelfstandig naamwoord

[A] gram o

  1. (natuurkunde), (eenheid) een afgeleide eenheid voor massa (gewicht), éénduizendste van de SI-eenheid "kilogram" (0,001 kg), weergegeven met symbool g
    • De gram van een stof is ook op de maan een gram. 
  2. (economie) in het dagelijks gebruik een handelsmaat voor gewicht
    • Een paar grammetjes is veel als het gif betreft. 
  3. iets wat opgeschreven of anderszins geregisteerd is (grafein = schrijven), een grafische voorstelling, (->zie -gram of diagram)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Opmerkingen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘boos’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord gram grammen
verkleinwoord grammetje grammetjes

Zelfstandig naamwoord

[B] gram m

  1. (verouderd) boosheid
    • Hij verhaalde zijn gram op zijn kinderen. 
  2. (verouderd) genoegdoening
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • zijn gram halen
afreageren, zijn woede koelen, genoegdoening verkrijgen, zich wreken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gram grammer gramst
verbogen gramme grammere gramste
partitief grams grammers -

Bijvoeglijk naamwoord

gram

  1. boos, toornig


Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Zelfstandig naamwoord

gram m

  1. (eenheid) gram


Turks

Woordafbreking
  • gram
enkelvoud meervoud
nominatief   gram     gramlar  
genitief   gramın     gramların  
datief   grama     gramlara  
accusatief   gramı     gramları  
locatief   gramda     gramlarda  
ablatief   gramdan     gramlardan  

Zelfstandig naamwoord

gram

  1. (natuurkunde), (eenheid) gram