grein

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grein
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘korrel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewichtje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1371 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord grein greinen
verkleinwoord greintje greintjes

Zelfstandig naamwoord

het greino

  1. een kleine hoeveelheid
    • Ik heb daar geen grein verstand van. 
  2. (eenheid), (verouderd) een oude gewichtsmaat ter grootte van 65 miligram
Synoniemen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
greinen

grein

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van greinen
    • Ik grein. 
  2. gebiedende wijs van greinen
    • Grein! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van greinen
    • Grein je? 

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen