Naar inhoud springen

graaf

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: -graaf
  • graaf
enkelvoud meervoud
naamwoord graaf graven
verkleinwoord graafje graafjes

de graafm

  1. persoon met een voorname bestuurlijke functie of titel
    1. (verouderd) (vroege middeleeuwen) door de vorst aangewezen ambtenaar die het hoogste toezicht op de rechtspraak of een ander belangrijke activiteit uitoefent
    2. (leenstelsel), (adel) edelman, erfelijk bestuurder van een graafschap; oorspronkelijk leenman van een vorst, één rang lager dan markies, één rang hoger dan burggraaf, naderhand steeds meer zelfstandig heerser
    3. (adel) adellijke titel, niet meer verbonden aan een bestuurlijke functie
  2. (verouderd) uitgegraven waterloop, gracht, greppel

(*) geen adel

1. persoon met een voorname bestuurlijke functie of titel
enkelvoud meervoud
naamwoord graaf graven
verkleinwoord - -

de graafv / m

  1. (verouderd) spade
enkelvoud meervoud
naamwoord graaf grafen
verkleinwoord graafje graafjes

de graafm

  1. (wiskunde) (elektrotechniek) beschrijving van gegevens in de vorm van een verzameling punten, knopen genoemd, waarvan sommige verbonden zijn door lijnen, de zijden, kanten of takken
    • Een elektrisch netwerk is een voorbeeld waar de theorie van de gerichte grafen kan worden toegepast. 
  • Afhankelijk van de toepassing kunnen de lijnen gericht zijn, dan worden ze ook wel pijlen genoemd, men spreekt dan van een gerichte graaf of digraaf (directed of directioneel).
vervoeging van
graven

graaf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van graven
    • Ik graaf. 
  2. gebiedende wijs van graven
    • Graaf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van graven
    • Graaf je? 
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]


stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
graaf
gegrawe
volledig

graaf

  1. graven
enkelvoud meervoud
naamwoord graaf grawe

graaf

  1. (leenstelsel), (adel) graaf
  2. (gereedschap) schop, spade