konde
Uiterlijk
- kon·de
- Oorspronkelijk conde, de zwakke verleden tijd van het Middelnederlandse connen
konde
- (verouderd) eerste persoon enkelvoud verleden tijd van kunnen
- (...) ik konde het onmogelijk langer uithouden. [1]
- (verouderd) derde persoon enkelvoud verleden tijd van kunnen
- (...) hij wilde of konde mij niet verstaan [2]
- ↑ Haafner, J.G.in:Salverda, M. e.a."Reize te voet door het eiland Ceilon." in: Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830 (Schrijversprentenboek 32). (1992) Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam / Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag; ISBN 9025404820; p. 66; geraadpleegd 2015-10-26
- ↑ Haafner, J.G.in:Salverda, M. e.a."Lotgevallen op eene reize van Madras over Tranquebaar naar het eiland Ceilon." in: Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830 (Schrijversprentenboek 32). (1992) Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam / Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag; ISBN 9025404820; p. 37; geraadpleegd 2015-10-26