schop
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schop
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1370 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schop | schoppen |
verkleinwoord | schopje | schopjes |
Zelfstandig naamwoord
schop m
- een trap met de voet
- Ik heb hem daarop een grote schop verkocht.
- (gereedschap) een graafwerktuig
- Om dat het veld met de schop om te spitten is een heel karwei.
- (bouwkunde) een bijgebouw bij de boerderij
- In de open schop bij de boerderij werd turf opgeslagen.
- (kaartspel) gewoonlijk schoppen, één van beide zwarte speelkleuren, ♠
- Ik kon gelukkig op die ingetroefde slag mijn vuile schopje kwijt.
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- De schop afkuisen.
stoppen met werken
- op de schop gaan/nemen/moeten
grote veranderingen aanbrengen
- ∗ De tweede optie is aanpassen. De boerderij gaat dus niet dicht en de boel gaat ook niet helemaal op de schop. Een aanpassing kan bijvoorbeeld zijn om dieren minder eiwit te voeren. "Door anders te voeren kan een veehouder de stikstofuitstoot tot 20 procent verminderen", vertelt onderzoeker Gerard Migchels van Wageningen University & Research.[2]
- ∗ Er is een mogelijkheid dat alle boeren een toekomst hebben in Nederland. Sterker: er zijn dan mogelijk zelfs meer boeren nodig. Maar dat vraagt wel om een andere aanpak, waarbij eigenlijk het hele landbouwsysteem op de schop moet, stelt een groep van zo'n 2.500 biologische boeren. Ministers Henk Staghouwer (Landbouw) en Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof) reageren enthousiast.[3]
Overerving en ontlening
- [1]
- Manado-Maleis: skop
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een trap met de voet
op de schop nemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schoppen |
schop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoppen
- Ik schop.
- gebiedende wijs van schoppen
- Schop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoppen
- Schop je?
Gangbaarheid
- Het woord schop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schop" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "schop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron “Deze opties hebben boeren om minder stikstof uit te stoten” (25 juni 2022), NU.nl
- ↑
Weblink bron “Kabinet positief over plan biologische boeren: 'Hier willen we naartoe'” (07 juli 2022), NU.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Kaartspel in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %