zondagmorgen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·dag·mor·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zondagmorgen zondagmorgens
verkleinwoord zondagmorgentje zondagmorgentjes

Zelfstandig naamwoord

zondagmorgen m

  1. (tijdrekening) de uren van een zondag tussen de nachtelijke uren en de middag, de morgen van zondag
    • We hebben die hele zondagmorgen in het ziekenhuis doorgebracht. 

Bijwoord

zondagmorgen

  1. (tijdrekening) in de morgen van de zondag
    • Kun je zondagmorgen ook komen? 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid