dinsdags

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dins·dags
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van dinsdag met het achtervoegsel -s
stellend
onverbogen dinsdags
verbogen dinsdagse
partitief dinsdags

Bijvoeglijk naamwoord

dinsdags

  1. (tijdrekening) op de dinsdag betrekking hebbend
    • Lekker onbezorgd een dinsdags terrasje doen in Leuven! 

Bijwoord

dinsdags

  1. (tijdrekening) op dinsdagen
    • We gaan dinsdags meestal winkelen. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be