Naar inhoud springen

dinsdag

Uit WikiWoordenboek
  • dins·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord dinsdag dinsdagen
verkleinwoord dinsdagje dinsdagjes

dedinsdagm

  1. (tijdrekening), (dag) dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
    • Op dinsdag zal er een volle maan zijn. 
    • Op de derde dinsdag van september begint het nieuwe parlementaire jaar. 
     Er gaat een geweldig 'hoera' op en er zijn er bij die haast met hun hoofd tegen het plafond springen! Twee dagen daarna, op dinsdag 23 januari, kwam het bericht dat de verlofgangers toch nog niet weg mochten in verband met een nieuw geplande divisieoefening.[2]
     Criminoloog Wouter Buikhuisen is afgelopen dinsdag op 91-jarige leeftijd overleden. Buikhuisen is onder meer bekend van de affaire Buikhuisen. Ook muntte hij de naam provo voor de Provobeweging in Amsterdam, een protestbeweging die in de jaren 60 werd opgericht.[3]
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
enkelvoud meervoud
naamwoord dinsdag dinsdagen / dinsdaege
verkleinwoord

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
  • Ontleend aan het Nederlandse dinsdag.

dinsdag

  1. dinsdag


Dagen in het Surinaams
munde
maandag
tudewroko, dinsdag
dinsdag
dridewroko, woensdag
woensdag
fodewroko, donderdag
donderdag
freida
vrijdag
satra, sabat, sabatdei
zaterdag
sonde
zondag

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt