pis
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘urine’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1330 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pis | - |
verkleinwoord | pisje | pisjes |
Zelfstandig naamwoord
pis m
- urine
- Hij stond met zijn laars in de pis.
- ▸ Wanneer hij 's ochtends wakker werd onder zijn Noorse donzen dekbed, het enige wat hij had bijgedragen aan de inrichting, de Zweden gaven er nog steeds de voorkeur aan om onder gewone dekens kou te lijden, lag er een dunne ijslaag op het waswater in de kan bij zijn wastafelkast, soms was zelfs de pis in de van een blauw patroon voorziene pot onder het bed bevroren.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- pisachtig, pisbak, pisbloem, pisbroek, pisbuis, pislucht, pisnicht, pisnijdig, pispot, pissig, pisvloed
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pissen |
pis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pissen
- Ik pis.
- gebiedende wijs van pissen
- Pis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pissen
- Pis je?
Gangbaarheid
- Het woord pis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "pis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "pis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Woordafbreking
- pis
Woordherkomst en -opbouw
- [A] Ontwikkeld uit Oudfrans peiz, piz “borst” (uit Latijn pectus, voor het eerst aangetroffen in 980. [1]
- [B] Ontwikkeld uit Latijn peius, o peior, de vergelijkende trap van malus. [2]
- [C] Spreektaalvorm van puis.
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
pis | le pis | pis | les pis |
Zelfstandig naamwoord
[A] pis m
- (zoötomie) uier, de melkklier van een melkdier
- (schertsend) vrouwenborst
- (zoötomie) speen
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
pis | le pis | pis | les pis |
Zelfstandig naamwoord
[B] pis m
Synoniemen
Bijwoord
[B] pis
- slechter
Bijwoord
[C] pis
- (spreektaal) dan, toch
Voegwoord
[C] pis
- (spreektaal) dan, toen, en
Tussenwerpsel
[B] pis
- (Canada) jammer dan!
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron pis2 in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
- ↑
Weblink bron pis1 in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
Iers
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | pis | piseanna |
genitief | pise |
Zelfstandig naamwoord
pis v
Turks
Woordafbreking
- pis
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
pis | daha pis | en pis |
Bijvoeglijk naamwoord
pis
Synoniemen
Antoniemen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 3
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Zoötomie in het Frans
- Schertsend in het Frans
- Verouderd in het Frans
- Bijwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans
- Voegwoord in het Frans
- Tussenwerpsel in het Frans
- Woorden in het Iers
- Zelfstandig naamwoord in het Iers
- Groente in het Iers
- Woorden in het Turks
- Bijvoeglijk naamwoord in het Turks