dan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dan
Woordherkomst en -opbouw
  • afkomstig van:
Middelnederlands: dan
Oudnederlands: than
Germaans: *þan-, *þana-
Indo-Europees: *to-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: then, than (Angelsaksisch: þonne, þanne, þænne), Duits: dann, (Oudhoogduits: danne), Fries: dan (Oudfries: thenne, thanne, than, then)
Noord: IJslands: þá
  • [B] van Japans (dan), in de betekenis van ‘een meestergraad bij Japanse sporten’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]

Bijwoord

[A] dan

  1. op een eerder genoemd tijdstip in de toekomst
    • Het is morgen de twaalfde. Hij zei dat hij dan zou komen. 
     Er kan ook een oranje windzak hangen. Dan mag je wel zwemmen, maar je opblaasflamingo moet op het strand blijven.[2]
  2. daarna, vervolgens
    • Eerst gaat hij ontbijten, dan gaat hij de krant lezen. 
Vertalingen

Bijwoord

[A] dan

  1. geeft meer nadruk aan een uitroep
    • Heeft dan niemand zijn huiswerk gemaakt? 
    • Rot dan maar op! 

Bijwoord

[A] als ... dan

  1. indien
    • Als hij niet komt, dan moeten we even bellen. 
Vertalingen

Bijwoord

[A] anders dan

  1. behalve
    • De nieuwe president van Suriname Desi Bouterse is niet welkom in Nederland, anders dan om zijn gevangenisstraf uit te zitten. 
Vertalingen

Bijwoord

[A] dan ook

  1. in het geheel, ieder.
    • Welk deel dan ook we nemen, de uitkomst is altijd hetzelfde. 
    • Geen kind dan ook zou daar mee geconfronteerd moeten worden. 
Vertalingen

Voegwoord

[A] dan

  1. na een vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord of van een bijwoord
    • Hij is groter dan ik. Ik ben even groot als zijn jongere broer. 
  2. (verouderd) toen
     Tot 6-4 kon Moerzeke meespelen, doch dan zag men in de Okapi-zaai basketbal, die aan glorietijden van Okapi deed denken.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord dan dans
verkleinwoord dannetje dannetjes

Zelfstandig naamwoord

[B] dan m

  1. (sport) elk van de tien graden van behendigheid bij Japanse vecht- of denksporten
     Is deze Joegoslaaf, die al van 1973 het middelpunt van juridische gevechten is en zijn bijnaam ontleent aan een derde dan karate, een gekwelde ex-geheim agent of een levensgevaarlijke crimineel?[4]
     In Europa wordt go pas sinds rond 1900 gespeeld, aanvankelijk vooral in Duitsland en Oostenrijk. (…) De Oostenrijker Manfred Wimmer (1944-1995) werd in 1978 de eerste westerse professional, de Amerikaan Michael Redmond (geboren 1963) werd in 2000 de eerste westerling die de hoogste rang van negende dan bereikte.[5]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. "dan" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Bronlink Weblink bron “Dit moet je weten over een mui, een plek die je de zee in kan sleuren”, NOS-stories
  3. Bronlink geraadpleegd op 12 oktober 2018 “ (1982-15-10), Nieuwe Gazet van Aalst
  4. Bronlink geraadpleegd op 23 oktober 2022 Weblink bron
    Robert van de Roer
    “Joegoslaaf Mitric houdt de Nederlandse rechtspraktijk al jarenlang verdeeld : Status van 'Karate Bob' omstreden” (12 september 1986) op nrc.nl
  5. Bronlink geraadpleegd op 23 oktober 2022 Weblink bron Gearchiveerde versie
    Gents Go Genootschap
    “Speel het eeuwen oude chinese bordspel GO (weiqi -> in't chinees) : Info” op uitinvlaanderen.be
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Indonesisch

Woordafbreking
  • dan

Voegwoord

dan

  1. en
Synoniemen


Láadan

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

dan

  1. taal


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ðɑn/ ~ /ðæn/ (Etsbergs)

Persoonlijk voornaamwoord

dan m

  1. met hen twee.
    «Ich gaon dan - Wiel èn Baer - oet.»
    Ik ga met hen twee, Wiel en Baer, uit.


Nedersaksisch

Bijwoord

dan

  1. dan


Sloveens

Zelfstandig naamwoord

dan

  1. dag


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
dar

dan

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van dar


Veluws

Bijwoord

dan

  1. dan