avia

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Woordherkomst en -opbouw
  • [1] Afgeleid van avus (grootvader).
  • [2] Metonymisch uit [1], vanuit de gedachte dat een vooroordeel vaak geërfd is van iemands grootmoeder.

Zelfstandig naamwoord

ăvĭa v

  1. (familie) grootmoeder
  2. (figuurlijk) vooroordeel
Verbuiging
Overerving en ontlening