kleindochter
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kleindochter (hulp, bestand)
- IPA: /ˈklɛɪndɔxtər/
Woordafbreking
- klein·doch·ter
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrouwelijk kleinkind’ voor het eerst aangetroffen in 1760 [1]
- uit Frans petit-fille, samenstelling van klein en dochter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleindochter | kleindochters |
verkleinwoord | kleindochtertje | kleindochtertjes |
Zelfstandig naamwoord
kleindochter v
- (familie) een dochter van iemands kind, een vrouwelijk kleinkind
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een dochter van iemands kind, een vrouwelijk kleinkind
Gangbaarheid
- Het woord kleindochter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kleindochter' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Familie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %