kleindochter
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kleindochter (hulp, bestand)
- IPA: /ˈklɛɪndɔxtər/
Woordafbreking
- klein·doch·ter
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrouwelijk kleinkind’ voor het eerst aangetroffen in 1760 [1]
- uit Frans petit-fille, samenstelling van klein en dochter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleindochter | kleindochters |
verkleinwoord | kleindochtertje | kleindochtertjes |
Zelfstandig naamwoord
kleindochter v
- (familie) een dochter van iemands kind, een vrouwelijk kleinkind
- ▸ Henny Huisman kwam er via verslaggevers van Shownieuws achter dat hij overgrootvader werd. Dat vertellen zijn kleindochter Emma (19, links op de foto) en haar vriend Maurits zondag in een YouTube-video.[2]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een dochter van iemands kind, een vrouwelijk kleinkind
Gangbaarheid
- Het woord kleindochter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kleindochter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kleindochter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron “Henny Huisman hoorde van Shownieuws dat hij overgrootvader werd” (10 juli 2022), NU.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Familie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %