mare

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·re
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bericht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mare maren
verkleinwoord maretje maretjes

Zelfstandig naamwoord

de marev

  1. (formeel) gerucht
  2. (formeel) bericht, tijding
  3. (verouderd) roem
  4. ketelvormige verzakking in niet-vulkanisch gesteente
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Angelsaksisch

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

mare v

  1. nachtmarrie
Overerving en ontlening


Aroemeens

Bijvoeglijk naamwoord

mare

  1. groot


Catalaans

Woordherkomst en -opbouw
  • van het Latijnse mater (moeder)

Zelfstandig naamwoord

mare v

  1. moeder
Antoniemen


Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Oudengelse mearh.
enkelvoud meervoud
mare mares

Zelfstandig naamwoord

mare

  1. merrie


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  mare     la mare     mares     les mares  

Zelfstandig naamwoord

mare v

  1. poel, plas.
Uitdrukkingen en gezegden
  • mare de sang
    • bloedplas


Italiaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse mare.
enkelvoud meervoud
mare mari

Zelfstandig naamwoord

mare m

  1. zee


Latijn

Zelfstandig naamwoord

măre

  1. ablatief enkelvoud van mās

Zelfstandig naamwoord

mare o

  1. zee
  2. (poëtisch) zeewater
Uitdrukkingen en gezegden
  • mari
    • ter zee
  • terrā marique
    • te land en ter zee
Verwante begrippen
Verbuiging


Roemeens

Zelfstandig naamwoord

mare v

  1. zee

Bijvoeglijk naamwoord

mare

  1. groot


Sonsorolees

Zelfstandig naamwoord

mare

  1. jongen