merrie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mer·rie
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vrouwtjespaard’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord merrie merries
verkleinwoord merrietje merrietjes

Zelfstandig naamwoord

[A] merrie v

  1. (dierkunde) (paardrijden) een vrouwelijk paard
  2. (dierkunde) het wijfje van andere paardachtigen en van de kamelen
Verwante begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord merrie merries
verkleinwoord merrietje merrietjes

Zelfstandig naamwoord

[B] merrie m/v

  1. (enkel in de samenstelling nachtmerrie) nachtspook, kwelgeest

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen