echt
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- echt
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘huwelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
- In de betekenis van ‘wettig, werkelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | echt | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
echt m
- (juridisch), (maatschappij) de huwelijkse staat
- In de echt verbonden zijn.
Synoniemen
- [1] huwelijk
Afgeleide begrippen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | echt | echter | echtst |
verbogen | echte | echtere | echtste |
partitief | echts | echters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
echt
- waarachtig, juist, niet vervalst, authentiek
- Dit zijn echte parels.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de huwelijkse staat
|
Vertalingen
2. waarachtig, juist, niet vervalst
Bijwoord
echt
- heus (om de stelligheid van een bewering te benadrukken)
- Hij zingt echt mooi
- dat is echt ....:typisch
- Om op een sollicitatiegesprek te laat te komen is echt iets voor hem.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
echten |
echt
Gangbaarheid
- Het woord echt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'echt' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Maatschappij in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %