echtbreken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: echtbreken (hulp, bestand)
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
echtbreken | echtbrekend |
echtbreuk | |
echtbreker |
Woordafbreking
- echt·bre·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van echt en breken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
echtbreken |
- |
(echtgebroken) |
onvolledig |
Werkwoord
echtbreken
- het verbreken van de huwelijksband
- In het verleden was echtbreken bij de wet verboden.
Gangbaarheid
- Het woord echtbreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.