echtscheiding

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Schilderij De Echtscheiding.
Uitspraak
Woordafbreking
  • echt·schei·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord echtscheiding echtscheidingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

echtscheiding v

  1. (juridisch) (familie) formele verbreking van een huwelijksband
     ‘Missen jullie elkaar dan niet verschrikkelijk?’ Het klinkt misschien hard of raar, maar nee. Er is immers geen sprake van verlies, echtscheiding of overlijden en verder weten we allebei dat we elkaar na een x aantal maanden weer zullen zien.[1]
     Het grootste deel van de klantenkring, rechtsmisbruik en echtscheidingen, voogdijgeschillen en erftwisten, kwam bij de juridisch medewerkers terecht.[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be